Brüsseler Treuhandgesellschaft

Identifier
Brüsseler Treuhandgesellschaft
Language of Description
Dutch
Level of Description
Record group
Source
EHRI Partner

Biographical History

De Duitse autoriteiten begonnen zich al snel te interesseren voor de zogeheten ‘Joodse’ bezittingen in bezet België. Om verschillende redenen werd het het Militair Bestuur echter duidelijk dat de ‘ontjoodsing’ (Arisierung) buiten het Belgische juridische apparaat om zou moeten gebeuren. Toen bleek dat individuele beheerders-commissarissen (Verwalter) niet opgewassen waren tegen deze taak, werd op 12 oktober 1940 de Brüsseler Treuhandgesellschaft opgericht. De BTG was weliswaar een vennootschap naar Belgisch recht, maar er zetelden vooral hoge ambtenaren in afkomstig uit de Gruppe XII van de Wirtschaftsabteilung van het Militair Bestuur – de economische tak verantwoordelijk voor “vijandelijke en Joodse vermogens”. De opdracht van de BTG, bevoegd voor het elimineren van de ‘Joodse invloeden’ in de Belgische economie, was tweeledig. Eerst werden de ‘vijandelijke’ (Franse, Britse, Amerikaanse, …) en ‘Joodse’ vermogens geïdentificeerd. Wat de Joodse bevolking betreft, betekende dit tegelijk een proces van categorisering en afzondering. In totaal zouden 7729 ‘Joodse bedrijven’ worden aangegeven. Een tweede stap was het centraliseren, beheren en ten slotte vereffenen van de vermogens en bezittingen, waarbij de opbrengsten ten goede moesten komen aan het Reich. Deze ‘ontjoodsing’ kwam op kruissnelheid vanaf 1942. Bijna 83% van de ‘Joodse bedrijven’ zouden ‘vrijwillig’ geliquideerd worden – de ondernemingen sloten, moesten uit het handelsregister gewist worden en hun stocks overdragen aan de (op impuls van de bezetter opgerichte) Warencentrales. Sommige bedrijven, bijvoorbeeld degene die grote winsten opleverden, groot genoeg waren, of cruciaal bleken voor de oorlogseconomie, bleven nog een tijd functioneren. Ze werden beheerd door Verwalter – niet enkel Duitsers maar ook veel niet-Joodse Belgen. De BTG beheerde overigens ook zgn. ‘niet-actieve goederencomplexen’ zoals schuldvorderingen of bankrekeningen van o.a. Joden. Een aantal banken die onder Duitse controle stonden beheerden de opbrengsten (waardepapieren, liquide middelen) van deze hele roofoperatie. Na de bevrijding werd het BTG onder sekwester geplaatst. Een afzonderlijke Dienst Sekwester Brüsseler Treuhandgesellschaft (tot 1956 geleid door Alfred Pranger) werd verantwoordelijk voor de vereffening van dit omvangrijke vermogen, en organiseerde waar mogelijk de restitutie aan rechthebbenden. Vanaf 1960 nam de Administratie van Registratie en Domeinen bij het Ministerie van Financiën deze taak over. Wat niet kon gerestitueerd worden, werd in verschillende fasen overgebracht naar de Belgische Schatkist. De (sekwester)archieven van de BTG vormden één van de hoofdbronnen voor de werkzaamheden van de zgn. Commissie Buysse I (1997-2001) en II (2002-2008), belast met het onderzoek naar de spoliatie van de Joodse bevolking en de restitutie door de Belgische Staat.

This description is derived directly from structured data provided to EHRI by a partner institution. This collection holding institution considers this description as an accurate reflection of the archival holdings to which it refers at the moment of data transfer.
1 Item