FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
- SPF Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au développement
Biographical History
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken werd in februari 1831 opgericht als vervanger van het Comité diplomatique van het Voorlopig Bewind. De hoofdopdracht van het ministerie was aanvankelijk het verkrijgen van internationale erkenning voor de jonge Belgische staat. Doorheen de 19de eeuw bleven de organisatie en taken van het ministerie evolueren. Tot aan de Eerste Wereldoorlog was de buitenlandse politiek geen echte prioriteit voor de Belgische regeringen, getuige het beperkt aantal diplomaten. Dit zou veranderen na de oorlog (zie o.a. de oprichting van een Volkenbondbureau binnen het ministerie), en vooral na 1945, wegens de sterk toegenomen internationale samenwerking (cfr. de NAVO, de VN, de Europese integratiebeweging). Verschuivingen in het organigram en de functies bleven dan ook niet uit. Ook de staatshervormingen ten slotte hadden een invloed, gezien de gewesten vandaag ook internationale verdragen kunnen afsluiten en bevoegdheden hebben in verband met buitenlandse handel. Binnen de administratie was de figuur van de secretaris-generaal (sinds 2000 ‘voorzitter van het directiecomité’ genoemd) lange tijd bijzonder invloedrijk. Sinds de jaren 1970 hebben ook de kabinetten van de minister een steeds grotere impact. Vandaag is het ministerie (sinds 2002 een FOD) samengesteld uit zes directies-generaal (Bilaterale Zaken, Consulaire Zaken, Ontwikkelingssamenwerking, Europese Zaken en Coördinatie, Juridische Zaken en Multilaterale Zaken en Mondialisering) en vijf directies en stafdirecties. We merken overigens op dat de FOD via de Directie Protocol en Veiligheid ook belangrijke functies vervult in verband met de Belgische adel, de Nationale Orden, koninklijke reizen enz. De Belgische diplomatie werd lange tijd bijna exclusief bevolkt door de adel, de gegoede burgerij en officieren: diplomatieke functies waren tot de Eerste Wereldoorlog immers wel prestigieus maar nagenoeg onbezoldigd. Pas na de Tweede Wereldoorlog zou het belang van de aristocratie sterk afnemen. Het diplomatieke korps bleef ook lang vooral mannelijk en Franstalig. Vanaf de jaren 1960 kwam er meer taalevenwicht. In 1973 werd Edmonde Dever de eerste vrouwelijke ambassadeur.