Verwaltung des Jüdischen Grundbesitzes in Belgien
Biographical History
De activiteit van de Verwaltung des Jüdischen Grundbesitzes in Belgien (VJGB) kadert in de anti-Joodse politiek van de Duitse bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog. Met de verordening van 31 mei 1941 werden Joden en ‘Joodse ondernemingen’ verplicht hun onroerend goed (of rechten daarop) aan te geven – appartementen, woningen maar ook onbebouwde terreinen, industrieterreinen etc. In totaal zou het om zo’n 3000 onroerende goederen gaan, grotendeels gelegen in Brussel (ca. 1070) en Antwerpen (ca. 1395). Het Militair Bestuur en/of de Feldkommandanturen konden dan een dwangbeheerder (Verwalter) aanstellen. In november 1941 werd Wilhelm Offergeld, sinds augustus 1941 de beheerder van het belangrijkste ‘Joodse’ immobiliënkantoor Société Immobilière Bernheim (SIB), aangesteld als Verwalter voor het onroerend goed van Joden in België (uitgezonderd de provincie en stad Antwerpen). De VJGB, ressorterend onder de Gruppe XII van de Economische Afdeling van het Duitse Militair Bestuur, maakte voor haar werk gebruik van de administratie, het personeel, de kantoren en de fondsen van de SIB. Offergeld werd opgevolgd door Ernst Robert Müller. Rudolf Nicolay was eveneens als Verwalter voor de VJGB werkzaam. De systematische verkoop van ‘Joods onroerend goed’ zou uiteindelijk een mislukking worden, o.a. door de juridische bezwaren en tegenwerking van de Belgische rechterlijke macht. Minder dan een tiende werd effectief verkocht; de overige immobiliën werden gewoon verder beheerd. Na de bevrijding werd de VJGB onder sekwester geplaatst. Haar archieven werden o.a. geraadpleegd door de Commissie Buysse I en II.