Mannheimer, K.F.
Extent and Medium
24,8 meter, 198 dozen
Conditions Governing Access
Openbaarheid
Het archief is in zijn geheel beperkt openbaar. Het is slechts raadpleegbaar na verkregen schriftelijke toestemming van de directeur van het NIOD. Onderzoekers kunnen zich daartoe schriftelijk wenden tot de directeur van het NIOD.
Note(s)
Karl Friedrich Mannheimer werd in 1896 in Maagdenburg geboren. Hij was van joodse afkomst. In 1936 vestigde hij zich in Nederland. In 1938 werd hij als advocaat en procureur tot het Gerechtshof in Amsterdam toegelaten. Na de oorlog zette hij zijn werkzaamheden voort. Hij was gespecialiseerd in zaken die te maken hadden met schadeherstel van joden, onder meer in het kader van het Bundesrückerstattungsgesetz, van zigeuners en van joden die in Japanse kampen in Nederlandsch-Indië gevangen hadden gezeten.
Deze stukken zijn beperkt openbaar. Zij zijn slechts raadpleegbaar na verkregen schriftelijke toestemming van de directeur van het NIOD. Onderzoekers kunnen zich daartoe schriftelijk wenden tot de directeur van het NIOD.
Karl Friedrich Mannheimer
Karl Friedrich Mannheimer werd op 11 juli 1896 te Maagdenburg geboren. Op 28 juni 1923 trouwde hij met Barbara Augusta Elfriede Weisel. De familie Mannheimer was van joodse afkomst.
Mannheimer studeerde aan de Koninklijke Friedrichs Wilhelm Universiteit te Berlijn en promoveerde aan de Universiteit Würzburg tot doctor in de rechtswetenschappen. Voordat hij een eigen praktijk begon in 1925, werkte hij enige jaren in overheidsdienst. Naast zijn werk als advocaat was hij ook juridisch repetitor. Na de nationaal-socialistische machtsovername werd het voor Mannheimer steeds moeilijker om in Duitsland zijn functie uit te oefenen. In april 1933 was hij gedwongen zijn advocatenpraktijk te beëindigen. Mannheimer verkocht zijn onroerende bezittingen, waaronder een villa in Berlijn-Charlottenburg, voor een appel en een ei en week in 1936 uit naar Nederland.
In Nederland vestigde hij zich in eerste instantie in Den Haag (5 maart 1936 - 1 juli 1937); later verhuisde hij naar Amsterdam. Om in Nederland toegelaten te worden tot de balie moest hij Nederlandse diploma's bezitten. Reeds in juli 1936 legde hij aan de Gemeentelijke Universiteit in Amsterdam het kandidaats-examen rechtswetenschappen af, anderhalf jaar later (februari 1938) gevolgd door het doctoraal examen (cum laude).
Op 23 februari van datzelfde jaar werd hij als advocaat en procureur tot het Gerechtshof te Amsterdam toegelaten. Tevens begon hij weer met zijn werkzaamheden als repetitor en was hij voorts werkzaam als beëdigd Duits vertaler.
Ondanks de Duitse bezetting bleef Mannheimer in Nederland. De jodenvervolging in Nederland trof ook Mannheimer. Vanwege zijn joodse afkomst werd Mannheimer op 25 november 1941 de Duitse nationaliteit ontnomen, en vanaf januari 1942 werd het hem wederom onmogelijk om als advocaat en procureur te werken.
Op 20 mei 1943 werd hij naar Westerbork gedeporteerd. Doordat zijn vrouw van niet-joodse afkomst was, viel Mannheimer in de categorie 'gemengd gehuwden' en werd hij in juni 1943 weer vrijgelaten. Omdat zijn huwelijk hem, zeker op langere termijn, geen volledige bescherming tegen deportatie zou bieden, besloot hij onder te duiken. Hij bracht zijn onderduikperiode door in zijn eigen huis. Mannheimer overleefde de oorlog. In 1945 bleek dat een groot deel van de familie Mannheimer, waaronder zijn zuster, in de Oosteuropese vernietigingskampen was omgekomen.
Na de oorlog hervatte Mannheimer wederom zijn werkzaamheden als advocaat. Dit stuitte echter op moeilijkheden omdat hij ten tijde van de Duitse bezetting statenloos was geworden. Voor de oorlog was hij als buitenlander tot de balie toegelaten onder de voorwaarde dat hij binnen drie jaar genaturaliseerd zou zijn tot Nederlander (K.B. van 24 augustus 1938, Staatsblad 251, no. 422). De oorlog maakte dit echter onmogelijk. Door middel van een uitzonderingsmaatregel werd hij op 20 november 1946 weer beëdigd als advocaat en procureur. Op 25 februari 1949 werd Mannheimer uiteindelijk genaturaliseerd tot Nederlander.
Voor een groot deel bestond zijn praktijk uit de behartiging van talloze zaken met betrekking tot de afhandeling van schadeherstel. Dit alles in het kader van wetgeving in de Bondsrepubliek met betreking tot de 'Wiedergutmachung' en de 'Lastenausgleich'. Mannheimer was daarin een van de specialisten in Nederland.
De praktijk bleef Mannheimer tot op hoge leeftijd uitoefenen, daarbij gesteund door zijn vrouw die ook juriste was. Op 2 april 1974 overleed Mannheimer op de leeftijd van 78 jaar.
Het archief Mannheimer
Na april 1974 is het archief van de praktijk van advocaat-procureur Karl Friedrich Mannheimer door zijn vrouw beheerd. Na haar overlijden in 1994 is het archief door de nabestaanden overgedragen aan het RIOD.
Het feitelijke archief wordt voorafgegaan door een viertal dozen, waarin zich algemene informatie bevindt over Mannheimer zelf, zijn vrouw en hun werkzaamheden. In de beschrijving van deze dozen zijn de namen van Mannheimer en zijn vrouw afgekort tot respectievelijk KFM en BAEW (lijst I).
De rest van het archief, 194 archiefdozen, bestaat voornamelijk uit dossiers die betrekking hebben op zaken die in het kader van de Duitse wetgeving met betrekking tot schadeherstel, zoals de 'Wiedergutmachung' en 'Lastenausgleich', door Mannheimer zijn behartigd. Het archief is per zaak geordend en alfabetisch gerangschikt. Een aantal namen komt veelvuldig terug in het archief, zoals onder meer de familie Cohn-Bloch en Kahn. Ook zijn veel dossiers en zaken onderling door familiebetrekkingen met elkaar verbonden. Bij de alfabetische lijst zijn vrouwen zowel onder hun getrouwde, als ook onder hun meisjesnaam opgenomen.
De advocaten waarmee Mannheimer samenwerkte zijn opgenomen in een afzonderlijke lijst (lijst II). Deze is echter niet volledig, de twee belangrijkste contactpersonen van Mannheimer, Dietrich Salis en Bruno Sarkamm (beide te Berlijn) komen hierop niet voor. Hun werkzaamheden zijn zo omvangrijk dat zij in het merendeel van de dossiers terug te vinden zijn.
De zogenaamde 'totale lijst' (lijst III) is de feitelijke toegang tot de collectie. In deze inventarislijst is tevens een opsomming opgenomen van enkele familienamen die in het betreffende dossier veelvuldig voorkomen. Om deze namen terug te vinden in de 'totale lijst' is een alfabetische lijst (lijst IV) gemaakt.
De toegang is juni 1995 vervaardigd door mevrouw drs. H. Koelewijn, haar activiteiten konden doorgang vinden in het kader van de voorbereidende werkzaamheden ten behoeve van de verhuizing van het instituut. De werkzaamheden vonden plaats onder begeleiding van drs. P.L. van der Maas en drs. E.L.M. Somers.