Briefwisseling tussen onder meer de Secretarissen-Generaal van Binnenlandse Zaken en van Justitie en de waarnemend Inspecteur-Generaal der Nederlandsche Politie over de vraag of politie en marechaussee medewerking mogen/moeten verlenen aan het arresteren van Joden en gijzelaars door de Duitse autoriteiten. Aanleiding vormden de arrestaties van Joodse gijzelaars in Arnhem en Zwolle in oktober 1941 waaraan Nederlandse politie en marechaussee op bevel van de Sicherheitspolizei hadden meegewerkt. Alle stukken zijn afschriften van materiaal uit het archief van het ministerie van Justitie, 11 oktober 1941-30 oktober 1942.
Scope and Content
In oktober 1941 werden door de Sicherheitspolizei in Arnhem en Zwolle groepen Joodse gijzelaars gearresteerd. Medewerking van de Nederlandse politie en marechaussee ter plaatse werd daartoe gevraagd en verkregen. De landelijke leiding der politie tekende protest aan bij de Secretaris- Generaal van Justitie, die echter verklaarde geen mogelijkheid te zien medewerking met een beroep op het Landoorlogreglement te weigeren. Zijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken bereikte evenwel een overeenkomst met Rauter waarbij in het algemeen van de Nederlandse politieorganen bij dergelijke arrestaties geen medewerking zou worden gevraagd. Plaatselijke Sicherheitsdiensten bleven dergelijke assistentie echter eisen. Ten slotte werd door de Gevolmachtigde voor de Reorganisatie van de Nederlandsche Politie in oktober 1942 aan alle gemeentelijke en rijkspolitieorganen opgedragen assistentie te verlenen bij arrestaties door Duitse instanties en bij transport van de gearresteerden.