Archief van de Luchtbeschermingsdienst
Scope and Content
Inleiding
Op 23 april 1936 wordt de wet betreffende bescherming tegen luchtaanvallen aangenomen. De burgemeester wordt met de uitvoering van de wet belast, en in zijn plaats de commandant van de brandweer. In Amsterdam was de commandant van de brandweer reeds bij besluit van 24 februari 1928 door Burgemeester en Wethouders benoemd als verantwoordelijke voor de luchtbescherming in de hoofdstad. De wet van 1936 schrijft voor dat reeds in vredestijd de nodige maatregelen tegen luchtaanvallen moeten worden getroffen. Aangezien Amsterdam wordt ingedeeld in de eerste (grootste) gevarenklasse, betekent dit een aanzienlijke verzwaring van de taken van de commandant van de brandweer. De functie kan niet langer door een persoon, als een nevenfunctie, worden uitgeoefend. Per 1 augustus 1937 wordt daarom de Gemeentelijke Luchtbescherminsgdienst (LBD) ingesteld. Doel van de LBD is om door een goede organisatie, door oefening van de verschillende hulpdiensten en door het treffen van voorbereidingen (bijvoorbeeld alarmering, verduistering en de inrichting van schuilkelders), het aantal slachtoffers van een vijandelijke luchtaanval zo klein mogelijk te doen zijn, de getroffenen zo snel mogelijk de juiste hulp te verlenen en de materiële schade te beperken. Per 1 januari 1938 bestaat de dienst uit een hoofd, diens vervanger en een bureauambtenaar. Een jaar later zijn daar een tijdelijk adjunct-hoofd, een ambtenaar gedetacheerd door de hoofdcommissaris van de politie en twee administratieve ambtenaren bijgekomen. De dienst is aanvankelijk gehuisvest in twee kamers op het stadhuis. Wegens ruimtegebrek wordt begin 1938 verhuisd naar de St. Agnietenstraat 4. De eerste taak van de LBD betreft het op korte termijn ontwerpen en uitvoeren van een Luchtbeschermingsplan. Het plan wordt op 5 januari 1938 door de Burgemeester vastgesteld. Het plan voorziet in de inschakeling van een groot aantal diensten en bedrijven en het gebruik maken van aanwezige krachten en middelen. Er wordt een groot aantal diensten ingesteld: een luchtbeschermingswaarschuwings- en alarmeringsdienst, - verbindingsdienst, - havendienst, - brandweer, - politie, -geneeskundige dienst, -opruimingsdienst. -reinigingsdienst, -elektriciteitswerken, -lichtgasdienst, -waterleidingsdienst, -chemische dienst, -ontsmettingsdienst, -veterinaire dienst, -wegdekherstellingsdienst, -rioleringsherstellingsdienst, -bruggenherstellingsdienst, -staketseldienst en -tramherstellingsdienst. De LBD acht een snelle hulpverlening gebaat bij een decentrale leiding. De gemeente Amsterdam wordt daarom in 14 vakken verdeeld, die op hun beurt worden onderverdeeld in wijken en deze vervolgens in blokken. Ieder vak krijgt een hoofd aangewezen vanuit de politie, de wijk- en blokhoofden worden gekozen uit de bewoners van wijk of blok. Ieder blok beschikt over een eigen brandweer, terwijl voor de wijken en vakken wordt bepaald welke hulpdiensten aanwezig dienen te zijn. De hulpdiensten worden verspreid opgesteld teneinde snel op de plaats des onheils te kunnen zijn en bestaan uit personeel van gemeentediensten en -bedrijven en vrijwilligers, in de wijken en blokken louter uit vrijwilligers. De organisatie van de LBD wordt per vak, wijk en blok verder uitgewerkt terwijl ook de zich ter beschikking gestelde vijwillgers nader opgeleid en in gedeeld worden. Op 22 januari 1942 stelt de Duitse bezetter de wet van 1936 buiten werking en stelt er de Luchtbeschermingsverordening voor in de plaats, die de nazificering van de LBD bevordert. Op 7 augustus 1944 neemt de Nederlandse regering in ballingschap in Londen een wetsbesluit, waarbij de Luchtbeschermingsverordening van 1942 tenietgedaan wordt. Na afloop van de oorlog volgt een algemeen ontslag voor het personeel van de Luchtbeschermingsdienst. Bij de wet Bescherming Bevolking van 10 juli 1952 wordt de Wet op de bescherming van de bevolking tegen luchtaanvallen ingetrokken.